‘Rapporten onderzoeksbureaus deugen niet’
Steeds vaker stelt een schadeonderzoeksbureau zonder zich te baseren op controleerbare feiten, simpelweg dat een brand is aangestoken, vindt beëdigd taxateur en gediplomeerd gerechtelijk deskundige Eric Horssius van Krantz & Polak.
Als de verzekerde als schuldige wordt aangewezen, dan is dat volgens hem de grootste straf die je maar kunt bedenken. Veel onderzoeksrapporten deugen niet en zijn volgens Horssius van een niveau als van een Suske en Wiske.’Raaskallende Roeptoeter’ zou een goede titel zijn van het gemiddelde schade onderzoeksrapport.
Om maar met de deur in huis te vallen: veel schadeonderzoekbureaus deugen niet. “Ja, ho, ho. Dat kun je niet zo maar zeggen, binnen de kortste keren heb je de allergrootste advocatenkantoren op je nek.” Ach, welnee: rapporten van schadeonderzoekbureaus deugen niet, en dat moet gezegd kunnen worden! Trouwens, recente vonnissen in rechtbankzaken, tonen aan dat schadeonderzoekers in brandzaken de plank volledig kunnen misslaan.
De bekendste en grootste onderzoekbureaus maken zich schuldig aan een onheilspellend laconiek optreden. Schriftelijke conclusies van die kant, dat de brand moet zijn gesticht, worden met beschamend gemak meegedeeld aan de opdrachtgever.
Moderne banvloek
De kern van een correcte, professionele brandtechnische analyse is dat zij wordt gebaseerd op controleerbare gegevens, dat de argumentatie, methoden en technieken transparant worden gepresenteerd en dat bronnen zijn gedocumenteerd.
Verzekeraars schijnen dat niet eens te eisen. Het lijkt thans wel of naar eigen goeddunken, in de vorm van een schotschrift, door de privaat-rechercheur gerapporteerd kan worden dat “technische oorzaken als uitgesloten moeten worden beschouwd”.
In het vertrouwen dat hij zijn rekening toch wel betaald krijgt, geeft de deskundige een troebele, niet te controleren uiteenzetting dat de brand is ontstaan door “opzettelijke bijbrenging van vuur”.
Deze lamme tekst is een vloek die over verzekerden wordt uitgesproken. Het is mijn ervaring dat de grootste straf die mensen in hun leven kunnen krijgen, juist deze moderne banvloek is. De vloek is te groot om uw ergste vijand toe te wensen, zonder hulp meestal te zwaar om te dragen.
Isolement
Groggy brandslachtoffers, die zich verzekerd wanen, zien niet de mogelijkheden om pertinente onjuistheden te weerleggen. Zij weten de weg niet naar geëngageerde en oordeelkundige hulp. Waar moet je zoeken? Wat moet je doen? Wie wil een verzekerde, in de beeldvorming al gedegradeerd tot verdachte – allicht met financiële problemen en bovendien thans berucht – helpen?
Menig contra-expert bemoeit zich bij voorkeur juist niet met uitkomsten van schadeonderzoekbureaus. Integendeel, een schadevaststelling van een verdachte van brandstichting wordt doorgaans ‘op de plaats: rust’ gezet.
De boze droom wordt een werkelijke nachtmerrie, als een dergelijk ‘bewijs’ van brandstichting leidt tot isolement en ook de naasten, zakenpartners of geldverstrekkers niet meer bereid zijn te helpen. De gedupeerde klant, nota bene zorgvuldig een extra uitgebreide brandverzekering met ronkende naam geadviseerd, ziet de financiële zekerheid van dekking omkeren tot volledige onzekerheid en machteloosheid.
De situatie wordt dikwijls verergerd door de omgeving van de verzekerde (“Die grote maatschappijen zeggen dat heus niet zomaar. Die hebben alles dubbel gecontroleerd; dat moet namelijk”). Een koud, sluipend en, naarmate de tijd verstrijkt, zelfs nog in kracht toenemend volksgericht: “Heb je nou nóg je geld niet?” Het maakt het voor de verzekerde haast nog onmogelijker om het ongelijk van die ene, nuffige ‘Brandonderzoeker A’ aannemelijk te maken.
Pseudo-rechercheurs
Als dit één keer gebeurt, dan kan ik een zodanig incident in de verzekeringsindustrie nog afdoen als een onvergeeflijke stomme fout. Gebeurt het een tweede keer, dan is het de hoogste tijd de stormbal te hijsen en in forse bewoordingen te waarschuwen voor ‘Suske en Wiske-rapporten’. En krachtig recht zetten wat onrecht is.
Wat immers in de knel dreigt te komen, is een serieuze behandeling van het schadeproces: het na brand oplossen van alle problemen en spanningen die een brand voor een individuele verzekerde meebrengt. Het gaat hier beslist niet om verzekerde randfiguren of randgevallen. Sterken en zwakkeren, groot en klein gelijk, worden gegeseld met de knoet van: ‘schuldig aan brandstichting’. Kleine details worden vervormd weergegeven. Tot de werkelijkheid is afgegraasd, zoals een koe een weide. Het vervolgens krampachtig vasthouden aan deze te vaak onbesuisd en onwetenschappelijk getrokken conclusie, is typerend.
Zou dat ook liggen aan ijverige middenkaders, die in hun finest hour veranderen in megalomane halfgoden? In gregoriaans gezang, met als dirigent die ene pseudo-rechercheur, ‘pyromane’ verzekerden verdervend. De met ego-strelende functietitels omhangen schadechefs, die zich nimmer één seconde lijfelijk met de schadelocatie of gedupeerden hebben ingelaten? Zich verschuilend achter grimmige rapportages van door de maatschappij betaalde ijdeltuiterij. Ontslagen van de verplichting om zelf na te denken. Te weinig melk en te veel witte wijn. Wie de schoen past…
Snelkookpan
Tussen feit en beeld valt vaak een lange schaduw. Beeldvorming is geen vaststaand feit. Gezag en autoriteit moeten berusten op argumenten, niet op blablabla. Een individuele mening, gebaseerd op onjuistheden of onvolkomenheden, is de term (schade)onderzoek niet waard. Laat nog staan vermelding in een rapport wat “op ambtseed is opgemaakt”. Een slotzin die op zichzelf genomen, niet slechts als onjuist, maar zelfs als valsheid in geschrifte kan worden beschouwd. Een verzekerde die opzettelijk brand sticht, verdient behalve een zware straf, dat hem een verzekeringsuitkering wordt onthouden.
Maar wat verdient een speurneus die voorgekookte conclusies uit een snelkookpan tovert dan?