Wettelijke kaders onderzoek gedupeerde verzekerde
Posted on oktober 7, 2015
De wettelijke kaders met betrekking tot een onderzoek door een schadeverzekeraar naar het doen en laten van een gedupeerde verzekerde.
Een onderzoek is gericht op het vinden van de feiten. Om het feitencomplex duidelijk te krijgen, kan de schadeverzekeraar verschillende middelen (laten) toepassen, zoals het onderzoeken van de schadeaangifte, het interviewen van familie en collega’s, (verborgen) cameratoezicht, schade lokatieonderzoek, observaties, controle van e-mails, telefoongegevens etc.
De wettelijke kaders met betrekking tot een onderzoek door een schadeverzekeraar naar het doen en laten van een gedupeerde verzekerde worden onder andere bepaald door art. 6:74 BW (wanprestatie) het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, de Grondwet, de Wet bescherming persoonsgegevens en, indien de schadeverzekeraar gebruikmaakt van een particulier recherchebureau, de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en de Privacygedragscode voor de particuliere onderzoeksbureaus.
De schadeverzekeraar is op grond van de Wet en daarvan afgeleide beginselen vervolgens verplicht zich tijdens het onderzoek als een goed schadeverzekeraar te gedragen. Dit wordt ingekleurd door de klassieke beginselen van zorgvuldig onderzoek: het motiverings-, het vertrouwens-, het proportionaliteits-, het subsidiariteits- en het gelijkheidsbeginsel. Verder geldt het beginsel van hoor en wederhoor en dient er een concreet vermoeden van fraude te bestaan.
Europees verdrag voor de rechten van de Mens
Door een onderzoek kan inbreuk worden gemaakt op het recht op privacy van de gedupeerde verzekerde. Art. 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bepaalt dat ‘een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie’.
Grondwet en Wet bescherming persoonsgegevens
Het recht op privacy is ook weergegeven in art. 10 Grondwet (Gw). Art. 10 lid 2 en lid 3 Gw bepalen dat de wetgever regels moet stellen ‘ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens’. Die regels staan onder andere in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Onderzoekstechnieken zoals verborgen cameratoezicht en onderzoek van de digitale omgeving vallen praktisch altijd onder de Wbp, omdat er meestal sprake is van (geautomatiseerde) verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wbp. Uit de memorie van toelichting bij de Wbp kan overigens worden afgeleid dat de materiële normen en beginselen waarop de Wbp is gebaseerd, namelijk een geldige grondslag, fair play, proportionaliteit, subsidiariteit, transparantie en geheimhouding, ook gelden indien de Wbp strikt genomen niet van toepassing is.
Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
Indien de schadeverzekeraar een onderzoek laat uitvoeren door een recherchebureau, zijn op het handelen van het recherchebureau – naast de algemene normen van zorgvuldig (maatschappelijk) handelen zoals vastgelegd in art. 6:162 BW en de Wbp – de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) en de Privacygedragscode Particuliere Onderzoeksbureaus (PPO) van toepassing. Recherchewerkzaamheden bestaan veelal uit feitenonderzoek. Als ‘verlengstuk van de opdrachtgever’ verwerkt een recherchebureau persoonsgegevens onder eigen verantwoordelijkheid en op onpartijdige basis.
Een recherchebureau kan bijvoorbeeld onderzoek doen naar handelingen in strijd met polisbedingen, gedragingen in strijd met de Wet (opzet bij brand, , diefstal, fraude bij de schadeaangifte enzovoort. De gegevens die een recherchebureau verkrijgt in verband met het aanvaarden van een onderzoeksopdracht worden verwerkt in een onderzoeksdossier. Hierin worden onder andere opgeslagen: een omschrijving van het te onderzoeken voorval respectievelijk de te onderzoeken feiten en/of de te onderzoeken persoon, de (verklaring van) onderzoekstechnieken die zijn gebruikt en natuurlijk de bevindingen van het onderzoek.
Na analyse van de gegevens wordt een onderzoeksrapport opgesteld. Het onderzoeksrapport wordt in beginsel schriftelijk aan de opdrachtgever verstrekt. Daarmee heeft het recherchebureau de opdracht volbracht en is de schadeverzekeraar aan zet. Op basis van de ‘uitkomsten’ van de recherchewerkzaamheden zal de schadeverzekeraar vervolgens een besluit moeten nemen. De Wpbr voorziet in een regeling voor de beveiligingsorganisaties en recherchebureaus die waarborgen biedt voor de betrouwbaarheid van het personeel van deze organisaties. Volgens de memorie van toelichting bij de Wpbr was specifieke wetgeving voor de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus noodzakelijk, omdat het werk van deze organisaties en bureaus bepaalde belangen of rechten van burgers kan raken, zoals het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De werkingssfeer van de Wpbr is beperkt tot recherchebureaus die voldoen aan de definitie van art. 1 lid 1 sub f Wpbr: ‘een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de uitoefening van het beroep of bedrijf met winstoogmerk recherchewerkzaamheden verricht, voor zover die werkzaamheden worden verricht op verzoek van een derde, in verband met een eigen belang van deze derde en betrekking hebben op één of meer bepaalde natuurlijke personen’. De Wpbr verbiedt het zonder vergunning als beveiligingsorganisatie of particulier recherchebureau verrichten of aanbieden van beveiligingswerkzaamheden of recherchewerkzaamheden.
Een vergunning wordt verleend indien, gelet op de voornemens en antecedenten van de aanvrager of van de personen die het beleid van de aanvrager bepalen, ‘naar redelijke verwachting zal worden voldaan aan de bij of krachtens de Wpbr gestelde regels en ook overigens zal worden gehandeld in overeenstemming met wat van een goede beveiligingsorganisatie of goed recherchebureau mag worden verwacht’. Een vergunning wordt voor maximaal vijf jaar verleend en er kunnen voorschriften aan worden verbonden.
In de Wpbr zijn algemene regels gesteld over bijvoorbeeld betrouwbaarheid (art. 4), kwaliteit (art. 6), gedupeerde verzekerdes (art. 7), bekwaamheid (art. 8) en legitimatie (art. 9). De politie is belast met het toezicht op de naleving van de Wpbr. In geval van overtreding van de Wpbr kan een administratieve boete van maximaal € 11.250 worden opgelegd (art. 15) of kan, in het uiterste geval, de vergunning worden ingetrokken (art. 14). Bij overtreding van bepaalde wettelijke bepalingen is ook strafvervolging op grond van de Wet op de economische delicten (WED) mogelijk.
Privacygedragscode Particuliere onderzoeksbureaus
De Wpbr bevat vooral open normen en geeft geen nauwkeurige grenzen waarbinnen een particulier recherchebureau moet werken. Die grenzen worden wel gegeven in de aan de Wpbr gekoppelde PPO. Alle particuliere recherchebureaus die op grond van de Wpbr verplicht een vergunning hebben, zijn vanaf juni 2004 verplicht de PPO te volgen. Ook personen en organisaties die niet vergunningplichtig zijn in de zin van de Wpbr, maar wel recherchewerkzaamheden verrichten, kunnen opteren voor ‘vrijwillige aansluiting’ om de bepalingen van de gedragscode van overeenkomstige toepassing te laten zijn op hun recherchewerkzaamheden.
Daarbij valt te denken aan afdelingen integriteit en/of forensic servicesvan accountantskantoren en (interne) onderzoeksafdelingen van bedrijven en instellingen. De PPO beoogt transparantie van door de particuliere recherchebureaus gehanteerde onderzoeksmethoden en in te zetten onderzoeksmiddelen en geeft daartoe allereerst normen voor behoorlijke en zorgvuldige gegevensverwerking (paragraaf 5).
Vervolgens normeert de PPO verschillende onderzoekstechnieken, zoals interviewen van personen, observatie (door middel van verborgen camera’s), aftappen van telefoongesprekken en onderzoek van e-mail (paragraaf 7) en geeft de PPO aan wanneer de onderzochte persoon op de hoogte moet worden gesteld van het feit dat tegen hem een onderzoek is/wordt ingesteld (vóór, tijdens of na afronding van het onderzoek) en welke informatie aan de onderzochte persoon moet worden verstrekt (paragraaf 8). Paragraaf 9 voorziet in een klachtenprocedure. Klachten over het handelen of nalaten van een particulier recherchebureau dienen in eerste instantie kenbaar te worden gemaakt aan de directeur van het recherchebureau.
Een onderzocht persoon kan zich echter ook wenden tot het College Bescherming Persoonsgegevens met het verzoek te bemiddelen of te adviseren in het geschil met het particuliere recherchebureau. Tot slot kan een onderzocht persoon zich ook rechtstreeks wenden tot de rechter indien hij van mening is dat een particulier recherchebureau in strijd heeft gehandeld met de PPO.
Jurisprudentie
De (wettelijke) kaders zijn hiermee voor een groot deel beschreven. De vraag is vervolgens hoe rechters omgaan met de wijze waarop schadeverzekeraars onderzoek naar fraude hebben verricht. Krantz & Polak RESOLVE, schade-experts en gediplomeerde Gerechtelijke Deskundigen adviseren u graag, vrijblijvend en meestal op basis van no cure no pay. Wij hebben de relevante jurisprudentie onderverdeeld in een aantal onderwerpen: algemene beginselen van zorgvuldig onderzoek, ondervraging van de gedupeerde verzekerde, incomplete rapportage, inschakeling van een recherchebureau, grensoverschrijdende onderzoeksmiddelen en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Opvallend is ook dat wij dikwijls de gedane onderzoeken en bereikte onderzoeksresultaten kunnen diskwalificeren.